Door Farid Gabteni
De wetenschappelijke juistheid van mijn werken is erkend en wordt niet betwist door de specialisten. Enkele van die specialisten – traditionele moslims – maken echter bezwaar tegen de conclusies die het resultaat zijn van mijn onderzoek, meer bepaald de ontheiliging van het ideologische traditionalisme en het herstel zonder meer van de oorspronkelijke Islâm (610-632). Mijn werk richt zich uiteraard tot de moslims, maar ook, zo niet meer, tot de niet-moslims; om het juiste van het foute te onderscheiden, de oorspronkelijke Islâm van de verdraaide en misbruikte islam.
Ik heb mij de Korân, de ḥadîth, de sunnah/sîrah, de godsleer en de jurisprudentie eigen gemaakt door middel van onderricht en de visie van invloedrijke doctors (Σulamâ) die referenties zijn op gebied van het traditionalisme. Daardoor ben ik zelf een periode traditionalist (gematigd؟) geworden. Toen heb ik mij echter gespecialiseerd en heb ik onder meer de geschiedschrijving bestudeerd. Daarop heb ik de Korân opnieuw geopend vanuit een multidisciplinaire wetenschappelijke benadering en heb ik tot mijn verbazing ontdekt dat dat de oorspronkelijke boodschap van de Islâm, verkondigd in de Corpus, ernstig bezwaar maakt tegen een groot aantal stellingen die in de vele geschriften van de traditie zijn opgenomen, terwijl die de basis vormen van de traditionalistische ideologie.
* * *
Etymologisch gezien betekent Islâm (الإسلام) in het Arabisch Vrede: de handeling van het vrede stichten, van het opbouwen, het herstellen en het handhaven van de vrede; de onderworpenheid aan de vrede met God. De Islâm zorgt voor de totstandkoming van vrede (al-silm, al-salâm, السّلم السّلام). Wie zich onderwerpt aan God wordt vredestichter (yuslim, يسلم), brengt de onzekerheid van zijn geest, het gevoel van opstandigheid in zichzelf en om hem heen tot een einde. Hij is tot vrede gekomen, de Moslim (muslim, مسلم): hij streeft naar rust, zekerheid en kalmte (mussâlim, مسالم). Hij heeft geen problemen, zoekt die ook niet en is niet opstandig. Daardoor verwerft hij een vredig (salîm, سليم), gezond en heilig hart en heeft hij vrede met God en diens Schepping.
De historische context van de opkomst van de Islâm heeft enkele zaken gemeen met onze eeuw. Evenals vandaag de dag werd de gekende wereld in het begin van de zevende eeuw gedomineerd door antagonistische machten, het Perzische en Byzantijnse rijk. Er bestonden andere beschavingen, zoals de grote volken van India en China, zonder de voormalig Colombiaanse beschavingen te vergeten, andere rijke landen en andere arme landen. Er waren ook beschadigde volken en stammen die sinds eeuwen vasthielden aan hun eigen levenswijze, zoals nu ook sommige groepen aan de rand van de beschaving leven…
De filosofische en religieuze overtuigingen van de stammen uit Arabië waren zeer ouderwets in vergelijking met de bestaande religies, of die nu monotheïstisch waren, zoals het jodendom, het christendom en het zoroastrisme, die verspreid waren over de hele gekende wereld, tot in de meest afgelegen regio’s in de woestijn van Arabië, of dat deze polytheïstisch waren, zoals het taoïsme, het shintoïsme, het hindoeïsme of het boeddhisme…
Het polytheïsme en de afgoderij die in overwegende mate voorkwamen binnen stammen in Arabië waren van die aard dat men de beeltenissen van de goden als goddelijk zag en deze ook als zodanig personifieerde. Zelfs als de aanhangers geloofden in een soort oppergod dan was deze niet per se superieur en moest hij concurreren met lagere goden die soms zelfs meer vereerd werden. De mate waarin de stammen in Arabië waren ontwikkeld was dus ver achtergebleven bij de beschavingen van die tijd.
* * *
De historische, religieuze en socioculturele context waarin Mohammad, Zegel der Profeten, leefde[1], is vergelijkbaar met die van Abraham, vader der moslims. Hij leefde in een tijd waarin mensenoffers, en met name die van kinderen, niet zeldzaam waren. In het Arabië van het begin van de zevende eeuw moesten sommigen hun eigen kinderen doden uit armoede. Anderen begroeven hun dochters levend, uit schaamte of angst voor schande, vooral wanneer zij de eerstgeborenen waren. Het gebeurde ook dat een eerste of laatstgeboren zoon geofferd werd vanwege een belofte die aan een afgod gedaan werd. De Islâm is dan ook ontstaan op een plaats waar veel duisternis en onwetendheid[2] was, in de woestijn.
In het begin was er een man, Mohammad, die de afgoden weerzinwekkend vond. Hij kreeg al snel bijnamen, zoals de zekerheidsgever of de betrouwbare. Aan hem werd door God de Openbaring geschonken door tussenkomst van de Engel Gabriël (Jibrîl). Mohammad verbleef in de grot Ḥirâ’ waar hij al vijf jaar toevlucht zocht tijdens de maand Ramadan om de Schepping van hemel en Aarde te overdenken. De rest van het jaar regelde hij de zaken van zijn echtgenote en begeleidde karavanen door de woestijn.
God kiest altijd nederige, maar geen gewone mannen. Hij schenkt hen zijn licht, dat is zijn kennis, en Hij maakt hen tot gidsen, rolmodellen, voorbeelden, voor hen die kunnen denken en redeneren. Door Mohammad te kiezen, onderscheidde God een man die heel normaal en gewoon leefde, en Hij openbaarde hem, zoals aan alle Profeten, dat Hij zijn God Is, De God van alle mensen, van de hele schepping. Hij Heeft geen begin noch einde, Hij Is, Hij Was, Hij zal altijd Zijn; Hij is een verborgen Schat, Hij Schept en doet Zich Kennen. In de Korân wordt gezegd : ‘En als Wij een geest van Onze Opdracht aan u hebben Geopenbaard. U begrijpt niet wat er geschreven is, noch de zekerheid daarvan (geloof), maar Wij hebben het tot een licht Gevormd, Wij leiden daardoor wie Wij als Onze Dienaar Kiezen (…) 52‘[3]; ‘En u sprak niet eerder van iets wat geschreven was voor hij [de Korân] er was, en schreef deze niet met uw rechterhand (…) 48‘[4]
God gaf hem het licht, de wetenschap uit de Korân, het Onderscheidende Boek (al-furqân): het Boek van God, om te doen toekomen aan de mensen. Met veel dank aan zijn vrouw, gewaardeerd door zijn familie en vrienden, geacht door zijn medeburgers werd Mohammad de bewaarder van de waarheid. Hij moest worden getest door het kwade en het goede, zoals alle Boodschappers en Profeten van God voor hem, zoals alle rechtvaardigen, zoals alle mensen. ‘En zeker het laatste [het hiernamaals] is beter voor u dan het eerste [het hier en nu] 4 En zekerlijk, van afstand zal uw Meester het u geven, zodat u tevreden zal zijn. 5 Heeft Hij u niet Gevonden als wees (van alles ontzegd), en u daarna beschut? 6 En heeft Hij u niet Gevonden toen u dwaalde, waarna Hij u Leidde? 7 En heeft Hij u niet Gevonden als speculant (handelaar), waarna Hij u Verrijkte? 8 Verdruk de wees (van alles ontzegd) dan ook niet 9 En weiger een bedelaar niet 10 En dat alles door de Genade van Uw Meester, verkondig die Boodschap 11’[5]
Mohammad ontvangt een nieuw Openbarend Boek, de Korân. Dit zorgt voor geloofwaardigheid, herstelt en completeert eerdere openbaringen, doordat het overeenkomt met de Goddelijke Boodschap die door alle profeten in hun tijd en aan hun volk werd overgebracht. Hierdoor is Mohammad het zegel der Profeten, met hem wordt het Geloof, de Religie voltooid, het monotheïsme is permanent bevestigd. ‘Mohammad was niet de vader van een van uw mannen, maar de Gezondene van God, en het zegel der voorzeggers (profeten); en God was Wetende van alle dingen 40’[6]; ‘(…) Heden heb Ik uw geloof (religie) voor u voltooid en heb Ik mijn Genade volledig over u Gebracht, en Ik heb de Vrede (de Islâm) voor u aanvaard als geloof (religie) (…) 3’[7]; ‘Zeker het geloof (de religie) In God is de Vrede (de Islâm) (…) 19’[8]
Het polytheïsme bleef vanaf de vroegste tijden op dominante wijze aanwezig, ondanks de opkomst van de monotheïstische religies, maar later nam het af, vooral omdat vandaag de dag, dankzij de ongekende ontwikkeling van de wetenschap en het centrale thema dat God de Enige is, zelfs en vooral onder de geleerden: ‘IN NAAM VAN GOD, DE OORSPRONG, DE BESCHIKKER. Zegt: ‘Hij is de Enige God 1 De Absolute God 2 Hij heeft niet geboren doen worden en heeft geen geboorte gehad 3 En Hij heeft voor Hem geen gelijke gehad, ook niet een 4’[9]
‘(…) Heden heb Ik uw geloof (religie) voor u voltooid en heb Ik mijn Genade volledig over u Gebracht, en Ik heb de Vrede (de Islâm) voor u aanvaard als geloof (religie) (…) 3’[10]. Dit vers ie het laatste dat geopenbaard wordt, het eindpunt van de Openbaring. De Islâm, als laatste geopenbaarde religie, was volledig en als zodanig geaccepteerd van die dag af. Elke latere aanvulling op deze openbaring hangt af van meerdere omstandigheden uit de geschiedenis van de moslims en kan niet beschouwd worden als deel van de canon van de Islâm. In tegendeel, dit is het suggereren dat de Religie niet compleet is tot en met de openbaring van dit vers, in tegenstelling tot wat bevestigd wordt.
Vanaf Adam, de eerste mens, tot Mohammad, zegel der Profeten, via Abraham, Mozes en Jezus, is de goddelijke Boodschap altijd dezelfde geweest, uitgevoerd in verschillende vormen en compleet gemaakt met de Islâm.
* * *
Met de Korân ontving Mohammad de laatste religie, maar wel dezelfde boodschap: God heeft u begiftigd met de rede, bestudeer het verleden en het heden, leer door wetenschap en geweten, observeer de hemel, de sterren, de aarde, de zee, het leven en de dood, zowel kleine als grote dingen. Wanneer u zult weten, zult u Hem kennen, daardoor kunt u getuigen dat er geen god is dan God, en zult u weten hoe u moet leven en waarom u leeft. U zult geen andere ‘goden’ aanbidden dan God de Enige en u zult hen niet dienen, u zult het goede doen en niet het kwade, u zult de Schepping niet bederven. U zult op deze wijze handelen, omdat u weet dat Hij God Is en dat Hij Degene is die Schept en Oordeelt.
‘God Is Het Licht van de hemelen en van de aarde. Het voorbeeld van Zijn Licht is als een haard; in hem is de lamp, de lamp is binnen een lantaarn, de lantaarn is als een lichtende ster, aangewakkerd door een Gezegende olijfboom, niet uit het oosten (noch schitterend) en niet uit het westen (noch mat), zijn olie schijnt te ontvlammen en [zelfs] wanneer een vuur het niet aangeraakt heeft; licht op licht. God Leidt door Zijn Licht wie Hij Kiest, en God Geeft voorbeelden voor de mensen; en God Is Wetend van alle dingen 35’[11]; ‘Zekerlijk hebben Wij het geschrevene op u doen Neerdalen, voor de mensen, voor de waarheid; wie zich laat leiden, dit is voor hem het beste, en wie dwaalt, zal zeker in zichzelf dwalen; en u bent hen slechts tot lastgever 41’[12]
‘Richt uw aangezicht dan ook tot het geloof (de religie), keer u, op Gods Wijze, naar hetgeen Hij voor de mensen heeft Geschapen, er is geen verandering in de Schepping van God; dit is het juiste geloof (de religie), maar het grootste deel van de mensen weet dit niet 30’[13]. De Islâm is een religie van goed en mooi werk, van evenwicht, van gematigdheid, maar ook van de wetenschap en kennis van God door zijn schepping. Een van de elementen, en zeker niet de minste, die de Korân van de eerdere openbaringen onderscheidt is zijn nadruk op de concepten van wetenschap en geweten. Bovendien is het eerste woord van de Openbaring aan Mohammad: ‘Iqra’ ! (Lees!)’; ‘Lees in de Naam van Uw Heer, Hij Die gemaakt heeft 1 Schiep de mens uit een hechtingsversterker 2 Lees, en Uw Meester is de Meest Overvloedige 3 Hij die de Kennis verspreidt door de schrijfriet 4 De Kennis verspreidt onder de mensen die deze niet kenden 5’[14]
De eerste man die als mens beschreven werd, is Adam en de eerste keer dat hij genoemd wordt in de Korân zegt God: ‘En Hij liet Adam de namen kennen, alle. (…) 31’[15]. Het is dus duidelijk dat in de Korân het begin van het menselijke wezen wordt gelieerd met de kennis. Het eerste van God dat Adam ontvangt is het kennen van alle namen, en de eerste opdracht van God aan Mohammad luidde: ‘Lees!’. De Boodschap van God voor de mens, sinds het begin tot aan Mohammad en tot aan het einde der tijden is: ‘Lees, leer, ken de schepping van God om God te kennen en overeenkomstig te handelen; dat wil zeggen goed en vriendelijk, omdat u geoordeeld zal worden. En de Dag der Opstanding: ‘(…) Zij aan wie de kennis is Overgedragen zeiden: ‘Zekerlijk, op deze dag is er vernedering en de schandvlek is op hen die kwaadspreken.’ (Korân/Hoofdstuk 16, vers 27); ‘En zij aan wie de kennis en de verzekering (geloof) is overgedragen, zeiden: “U bent zekerlijk overgebleven tot de dag der opstanding, naar het Geschrift van God, en dit is de dag der opstanding; maar u wist het niet” 56’[16]. Dat zegt in zekere zin dat het weten de eerste opdracht van God is binnen de Islâm.
Zijn aandacht schenken en zijn reflectie wijden aan wat gezegd wordt, aan wat men hoort en aan wat men ziet, is bewust worden van de dingen, van zichzelf en van de andere. Het correct ontcijferen van wat gezegd wordt, van wat men hoort en van wat men ziet, is bewust worden van het geheel der dingen, van zichzelf en van de andere. Door de twee samen te nemen vind je het Echte, Werkelijk Onuitsprekelijke.
In de Korân zijn er veel verzen die het denken en de rede op waarde schatten en geleerden aanhalen: ‘(…) verhaal dan het verhaal; misschien zullen zij erover denken! 176’[17]; ‘(…) en deze voorbeelden Passen Wij toe voor de mensen; misschien zullen zij erover denken! 21’[18]; ‘(…) zoals Wij de tekenen tot in detail Uitwerken, voor een gemeenschap [van hen] die denken 24’[19]; ‘(…) Zoals God de tekenen voor u Verduidelijkt (verzen); misschien zult u erover denken! 219’[20]; ‘Zij die God gedenken, terwijl zij staan, zitten of liggen, en de schepping van de hemel en de aarde overdenken: “Onze Meester! U heeft dit niet voor niets geschapen; Glorie aan U! Bescherm ons dan voor de kwelling van het vuur” 191’[21]
‘Hij is het Die de brandende zon geschapen heeft en de lichtende maan en Hij mat de afstand; zodat u het aantal jaren en de berekening zou weten; God heeft dit door niets anders dan het ware Geschapen; Wij Werken de tekenen tot in detail uit, voor een gemeenschap [van hen] die denken 5’[22]; ‘En van Zijn Tekenen: de schepping van de hemelen en de aarde, en het onderscheid van uw talen en uw kleuren; dit zijn zekerlijk tekenen voor de [kringen van] wetenden 22’[23]; ‘en deze voorbeelden Passen Wij toe voor de mensen, en niemand begrijpt ze dan de wetenden 43’[24]; ‘Zijn Dienaren die weten, begrijpen God; zekerlijk, God is Groot en Vergevingsgezind 28’[25]; ‘Het zijn duidelijke tekenen in de harten van degenen aan wie het weten Overgedragen is; en Onze Tekenen worden niet ontkend dan door de duisteren (de onrechtvaardigen) 49’[26]; ‘(…) God Verhoogt hen die verzekerd zijn (geloven) en hen aan wie het weten Overgedragen is in graden; en God Weet alles van wat u werkt 11’[27]
Het wetenschappelijke aspect van de Korân ontkennen, is hetzelfde als negeren of vergeten dat de geleerden en de Islâmitische beschaving het resultaat zijn van een cultuur gebaseerd op de Korân die reflectie en wetenschappelijk onderzoek stimuleert. De invloed van de Korân en bijdrage daarvan aan moslimgeleerden zijn onbetwistbaar en historisch bewezen.
Moslimgeleerden waren allen gelovigen, gevormd door de studie van de Korân. Bijna allemaal werden zij theologen, alvorens zich gespecialiseerd te hebben in verschillende wetenschappelijke disciplines. Zij verrijken de Wetenschap met hun kennis en alles wat door de geschiedenis van de mensheid reeds verworven is. Hun werken worden in onze dagen beschouwd als de voorlopers van de moderne wetenschap. Deze wetenschappers getuigden herhaaldelijk dat de uitgebreide studie van de Korân de basis was van hun wetenschappelijke roeping.
‘En zij aan wie de kennis en de verzekering (geloof) is overgedragen, zeiden: (…)’[28]. In dit vers gaat het woord ‘kennis’ vooraf aan het woord ‘geloof’. Beiden moeten als gelijkwaardig gezien worden, als één met elkaar. In feite is het resultaat van de kennis, in combinatie met het geloof, vrede, sereniteit, een vredig, gezond en heilig hart. Zonder kennis of begrip is elke vorm van geloof onderworpen aan de omgeving en de gevoelens die tot het beste of het slechtste kunnen leiden; de Geschiedenis bewijst ons dat.
Alle moslimgeleerden, zonder uitzondering, waren volgers van de Korân, zoals ook de Profeet zelf was; en alle extremisten en deviationisten volgden de tradities, die van vandaag de dag niet minder; dat zegt alles. De moslims van vooruitgang en Wetenschap hebben aan de mensheid de volledige basis van alle moderne kennis doorgegeven. De Islâm is de enige godsdienst ter wereld die aan de oorsprong van een beschaving van wetenschappen ligt. Wat de reactionairen, fanatici en misdadigers betreft: zij zijn altijd, in alle tijden en in alle samenlevingen, kwaden geweest waarvan de mensheid moet genezen.
Bovendien moet men om Moslim te zijn getuigen dat er geen andere god is dan God. En om een echte getuige te kunnen zijn, om te kunnen getuigen van de waarheid, de werkelijkheid, is er een weten, een kennis van de feiten en de dingen nodig. Deze verworven kennis geeft toegang tot het geloof door de rede en door het hart, men wordt nederig in vrede van en liefde tot God, men weet waar men vandaan komt en waar men heengaat, men handelt uit goedheid en liefdadigheid, men onderscheidt het goede van het slechte, het ware van het valse. De Moslim die gelooft is een wezen van Vrede, tolerant, vriendelijk, welwillend, liefdadigheid doende; hij gelooft in een Enige God, zonder gelijken, in de God van Israël, van Christus, van Mohammad, in de God van alle mensen zonder onderscheid, in de God van de hemel, de aarde en alles wat daartussen ligt, in de God van hen die leven in de hemel en op de aarde. En even zeker als het Geloof is, is de Religie van God de Islâm, Hij Verheft wie Hij Wil en Hij Vergeeft wie Hij Wil. Niemand is uitgesloten, en al Zijn schepselen bevinden zich binnen Zijn Genade. Ik wil bevestigen dat dit laatste geen detail is.
‘En zij aan wie de kennis overgedragen is, zullen weten dat het de Waarheid van Uw Meester is, opdat zij hierdoor verzekerd zijn (geloven), en hun harten beteugelen voor hem; en God Is Zekerlijk Gids voor hen die verzekerd zijn (geloven) naar een recht pad 54’[29]
De Korân is geen esoterisch boek, dat voorbehouden is voor ingewijden ; het is uitdrukkelijk exoterisch en kan en moet publiek verspreid en onderricht worden. Toch bevat en verspreidt de tekst, door zijn goddelijke aard, meerdere leeslagen die elkaar overlappen en aanvullen ; geen enkele exegese, literair of anagogisch, kan zich daarvan bevrijden. Aangezien dat zo is, wordt de bedoelde betekenis afgeleid met een optimale waarschijnlijkheid uit de analyse van de uiteenzetting, specifiek of generiek. De Korân is dus toegankelijk voor alle mensen met rede en gezond verstand; hij is hermetisch afgesloten voor doven die niet willen horen en blinden die niet willen zien.
Doorheen mijn werk toon ik aan, aan de hand van tientallen voorbeelden, dat de Korân aanzet en aanspoort tot reflectie, tot redenering en tot de zoektocht naar wetenschap; bijgevolg tot de kennis van God. De Korân is geen wet op zich maar een Openbaring, het is een Religie daar het een band schept tussen de mens en het Goddelijke, van een Hogere Werkelijkheid, die concreet gemaakt wordt door de Wetenschap, het Geloof, de Welwillendheid, de Weldaad, de Afkondiging van het goede, de Onthouding van het kwaad, de Pacificatie en de Vrede; dat is de oorspronkelijke Boodschap van de Islâm.
* * *
In tegenstelling tot de Bijbel en de meeste andere heilige boeken, die de geschiedenis van de schepping, de wereld, de mens, de Profeten en de Boodschappers op chronologische wijze verhalen, vertelt de Korân, met uitzondering of bij wijze van uitzondering Jozef, de gebeurtenissen niet aan één stuk, in een bepaald hoofdstuk, maar gefragmenteerd en zonder lijn gepresenteerd, in het geheel van de corpus. Het gaat ten diepste niet om het vertellen van de historische feiten op zich, maar om het stimuleren van het onderzoek, de analyse en het wetenschappelijk denken, dat de ziel van de Islâm stimuleert. In tegenstelling tot wat sommigen denken en verkondigen is de Korân geen geschiedenisboek, noch een burgerlijk wetboek of een wetboek van strafrecht, in de letterlijke zin van het woord. Het diepe inzicht ervan vereist een sterke multidisciplinaire analyse, met behulp van een verrekijker, een vergrootglas, en een microscoop. Het is de Openbaring van God, Zijn Woord gericht aan de menselijke rede en redenering.
‘En zekerlijk Wij hebben ieder voorbeeld reeds Aangepast voor de mensen in deze Korân (met bazuingeschal), maar de meeste mensen volharden [nergens in dan] in laster 89’[30]; ‘Wanneer we deze Korân (met bazuingeschal) hebben doen Neerdalen op een berg, dan had u deze zekerlijk zien eerbiedigen, gespleten door de vreze Gods; en deze voorbeelden Passen Wij toe voor de mensen; misschien zullen zij erover nadenken! 21’[31]
* * *
Van alle Eigenschappen die God Zichzelf toegeschreven heeft in de Korân, wordt die van Heer der Werelden bijzonder vaak herhaald, namelijk tweeënveertig keer in deze vorm. Het benadrukt de universaliteit van de Islâm, de religie waartoe alle mensen genodigd zijn. God is niet de Heer van de hemel en aarde alleen, Hij is de Heer der Werelden: van de hemelen, de aarde en alles wat daar tussen zit. Deze verklaring, gedeeltelijk voortgekomen uit het begrip van de vroege moslims, krijgt alle betekenis in het licht van de moderne wetenschappen. ‘Farao zei: “En wat is deze Heer der werelden?” 23 Hij [Mozes] zei: “De Heer der hemelen en der aarde en van alles wat daar tussen is; waart gij daar maar zeker van!” 24‘[32]; ‘Zeker, Uw God is Zekerlijk Eén 4 De Heer der hemelen en der aarde en van alles wat daar tussen is; en de Meester van het oosten (van de schittering) 5‘[33]
Te midden van miljarden sterren- en zonnestelsels, waar wetenschappers zich nog steeds afvragen of er andere levende wezens zijn in het Universum, bevestigt de Korân: ‘En voor God boog zich alles wat leefde, in de hemelen en op de aarde, en de engelen (bezitters) en zij zijn niet trots 49 Zij vrezen Hun Heer die boven hen is, en zij doen wat hen Opgedragen is 50’[34]
* * *
Meer dan veertienhonderd jaar geleden Openbaarde God in de woestijn aan Mohammad dat dit Boek, de Korân, deze herinnering die Hij zendt tot de mensen, niet zal veranderen, omdat Hij God is die Bewaart. En inderdaad wordt de Korân vandaag door (wetenschappelijke) specialisten meer dan ooit beschouwd als het meest bewezen heilige boek. ‘Zekerlijk Wij, Wij hebben de gedachtenis doen Neerdalen en Wij Zijn zeker de Bewaarders daarvan 9’[35]. Dit gedaan hebbende, rest ons alleen nog om tot de kern van de boodschap te komen: ‘Zeker, de Korân (met bazuingeschal) is een overvloedig boek 77 In een beschermd geschrift 78 Slechts de zuiveren mogen deze aanraken 79 Neerdaling van de Heer der werelden 80’[36]; ‘De Korân (met bazuingeschal) is eerder prestigieus 21 In een werkelijkheid bewaard 22’[37]
In de tijd van de Profeet had iedere beschaving zijn eigen waarden en de begrippen van goed en kwaad waren per volk verschillend. De mensheid heeft sinds de tweede helft van de twintigste eeuw een hoge mate van beschaving en kennis bereikt; de wetenschap en technologie maakten een ongekende groei door. Maar wat betreft de feilbaarheid van de mens: hoewel het decor is veranderd, is de mentaliteit over het algemeen hetzelfde gebleven. Verdorvenheid en kwaad voeren nog steeds de boventoon en worden ook wel genoemd: onrechtvaardigheid, massamanipulatie, obscurantisme, ellende, oorlogen, massamoorden, crises en illegale handel op allerlei gebied, de verslechtering van het milieu, het uitsterven van diersoorten, vervuiling, klimaatverandering… ‘De verdorvenheid heeft zich geuit in de bodem en de oceaan, doordat dit hen is aangedaan door mensenhanden, opdat Hij hen een deel zou doen Proeven van wat zij hebben gedaan; misschien zouden zij terugkeren! 41’[38]
Vandaag de dag zijn de Islâm en moslims een spookbeeld voor de wereld geworden, meestal wordt er niet anders over gepraat dan in termen van oorlog terrorisme, immigranten of migranten. In Afrika, Azië, Zuid-Amerika en elders in de wereld zijn hele bossen verwoest, meren en rivieren opgedroogd, land en dorpen verdwenen, volledige bevolkingsgroepen verdreven. Miljoenen mensen leven onder de armoedegrens, honderdduizenden zijn het slachtoffer van hongersnood, moord, ontvoering, orgaanhandel. Miljoenen vrouwen worden geslagen en mishandeld, honderdduizenden kinderen zijn slaven… Daar praten we niet over zodra de gruwelen een drempel overschrijden; of we praten over de voetbalwereldkampioenschappen wanneer de gelegenheid zich voordoet.
* * *
Een andere paradox is dat, terwijl de Islâm zich schijnt uit te breiden op wetenschappelijk gebied, de huidige moslimwereld, ver van het zijn van een voorbeeld om te volgen, op drift is. Deze twee constanten zijn voldoende om te bewijzen dat de Islâm zich onderscheidt door zijn goddelijke oorsprong, moslims die zwak zijn door de natuur. En er wordt gezegd in de Korân: ‘God Wil dat Hij Duidelijk Is voor u en Hij Wil u Leiden, zoals degenen voor u, en Zijn oordeel over u Herzien; en God is de Alwetende, de Rechter 26 En God wil [niet anders dan] Zijn oordeel over u Herzien, en zij die hun eigen begeerten volgen, willen dat u afwijkt met een enorme afwijking 27 God wil [niet anders dan] verlichting voor u, en de mens werd zwak Geschapen 28’[39]
De Islâm manifesteert zichzelf, al is het maar slechts numeriek, met meer dan 2 miljard gelovigen op aarde en met een toename van mensen die het geloof omarmen, zal het uiteindelijk de eerste religie op de planeet worden. De vooruitgang van de Islâm, in contrast met de verwording van sommige Moslims, kan worden verklaard door de universaliteit van de oorspronkelijke boodschap, die niet de wisselvalligheden omvat waarmee Moslims nu al eeuwen worden geconfronteerd. ‘Hij Is Het Die zijn Gezondene heeft Gezonden door leiding en geloof (religie) in het ware, om deze te laten uitstijgen boven andere geloven (religies); en [zelfs] wanneer dit tegen de verenigden ingaat 9’[40]
Tegelijkertijd zien we charlatans[41] hun werk doen in de hele wereld. Zij worden gekenmerkt door valse voorwendselen van deugdzaamheid en vroomheid. Vele geloven hierin, totdat het licht van de kennis, zichzelf onherroepelijk manifesteert en het mogelijk maakt deze duistere en kwade krachten te verblinden. In de naam van de islam worden, na de vertekening daarvan door onverschilligen, fanatici en bedervers van het geloof, rustig in de schande de meest verschrikkelijke misdaden gepleegd tegen God en de mensheid. De Islâm wordt hierbij vertekend, evenals de moraal en universele waarden, zij zaaien tweedracht, haat tegen de ander en zorgen voor geweld en sektarisme. Hoewel het niet kan worden ontkend dat deze demonische criminelen de hele beschaving in het vizier hebben en bedreigen, zijn Moslims het eerste slachtoffer van hun nachtmerrieachtige theorieën en praktijken.
Criminelen hebben geen religie, hun geestvervoering komt voor uit moorden, vernietigen en corruptie op aarde. De Islâm veroordeelt duivelse charlatans en moordenaars, wee hen in deze en in de volgende wereld. De Islâm is niet schuldig aan misdaden, wreedheden en massamoorden, ten onrechte daaraan toegewezen door ketters, deviationisten en criminelen. Zij zijn eerder de helpers van het kwaad, de verdorvenheid en de corruptheid op de wereld. God houdt noch van agressie, noch van agressieven, en nog minder van wie de Aarde verderft, van de bloeddorstigen en misdadige slachters.
De kern van het probleem met betrekking tot het terrorisme dat in de naam van de Islâm wordt gepleegd, is de obscurantistische, ophitsende, gewelddadige ideologie die haat et moord predikt. Het is dat soort ketterse, verraderlijke ideologie die haaks op de oorspronkelijke Islâm staat die domoren en kwetsbare zielen beïnvloedt en hen verandert in misdadige duivels. We moeten de moslims op de hoogte brengen en bewust maken van de oorspronkelijke Islâm, overbrenger van wetenschap, vooruitgang, verdraagzaamheid, vrede en beschaving, en hen deze leren.
Het Geloof is intiem verbonden aan de goedheid en de welwillendheid. De ontreddering is dan weer verbonden aan de brutaliteit en het geweld. Tijdens zijn leven is de Profeet nooit een offensieve oorlog begonnen; alle oorlogen waaraan hij deelnam waren defensief of (veel zeldzamer) preventief. Degenen die na hem op andere wijze handelden, dragen hier zelf de verantwoordelijkheid voor tegenover God en de Geschiedenis. De oorspronkelijke Islâm roept op tot humanisme en universalisme, in tegenstelling tot het ideologisch traditionalisme dat leidt tot communitarisme en tot identiteitsterugtocht. Het eerste is het Onderricht van God, Meester der werelden; het tweede is de verheerlijking van de sectaire, doctrinaire en kortzichtige mensen.
Sommige, die op een dwaalspoor zijn, besteden hun tijd aan vechten met elkaar, vaak op de meest serieuze manier die denkbaar is. Beide partijen claimen: God is groot! Beide kampen pretenderen in de naam van God te handelen. Ze zijn vaak in een staat van geestelijke verwarring door onwetendheid, vervolging, obscurantisme, bijgeloof en geweld. Vele zijn gijzelaars of speelballen geworden van een achterhaald dogmatisme en verleden. Wat kunnen we anders zeggen dan: ‘Lâ ḥawla wa lâ quwwata illâ billâh, er is geen sterkte nog kracht dan in God alleen.’? ‘Zeg: O, vrienden van de schrift! Raast niet in uw geloof (religie), anders dan de waarheid, en volg de neigingen niet van een gemeenschap [van hen] die reeds afgedwaald zijn en velen deden dwalen. En zij zijn afgedwaald van de rechte weg 77’[42]
ΣÂshûrâ, een feest voor sommigen, waarbij ze verheugd zijn ; voor anderen een rouwproces waarbij men afgeranseld wordt. Het zou noch blijdschap noch doding door zweepslagen mogen zijn. De moslimhistorici, allen zonder enige uitzondering, vertellen dat de laatste en geliefde kleinzoon van de Profeet, Al-Hussayn, gedood en onthoofd werd door zogezegde moslims op de dag van de Σâshûrâ (10-01-61 H/10-10-680 G). Wie kan nu de gemeenschap van Mohammad in de mond nemen en zich verheugen om die dag? Hoe kan men doden met zweepslagen terwijl de Islâm dat gebruik totaal afkeurt? Die dag zou een gelegenheid moeten zijn om gedachten te verzamelen en na te denken over onze geschiedenis van gisteren en van vandaag met de bedoeling om ons te optimaliseren voor morgen.
Mozes, Jezus en Mohammad vierden nooit hun verjaardag, en de Joden, de eerste Christenen en de eerste Moslims vierden ook nooit de verjaardag van hun profeten. In feite vinden we in de godsdienstgeschiedenis geen aanwijzingen van een profeet die zijn discipelen gevraagd zou hebben om dit soort dagen te vieren.
De Profeet benoemde en stuurde officiers en instructeurs om het Monotheïsme aan de hand van de Islâm te onderrichten (de Pacificatie). Hij heeft daarbij geen geestelijke of overheid ingesteld, en hij heeft niemand precies en zeker aangesteld om een politieke en/of religieuze macht uit te oefenen na hem. De oorspronkelijke Islâm heeft dus het instellen van een establishment niet gelegitimeerd, van welke manier of aard dan ook; het ideologische traditionalisme heeft dat op zijn beurt wel gedaan en doet dat nog steeds. De Islâm verspreidt de levensfilosofie; het traditionalisme een systemische ideologie.
De Islâm kan niet worden vertegenwoordigd door een geestelijkheid of door religieuze hoogwaardigheidsbekleders en al helemaal niet door een staatsinstelling. Wat betreft de doctoren in de islâmitische religie, zij genieten slechts een enkel voorrecht, namelijk dat van advies geven.
Na de dood van de Profeet Mohammad in 632 hebben verschillende gebeurtenissen en omstandigheden van de Geschiedenis, waarvan de opsomming veel te lang zou duren, deze en gene ertoe gebracht om op alle domeinen regels op te stellen. Daarbij interpreteerden sommigen de Korân en het gedrag van de Profeet overeenkomstig wat zij dachten dat rechtvaardig was vanuit hun standpunt, en anderen in functie van hun belangen. Dat heeft aanleiding gegeven tot de sharîΣah, de wetgeving, de theologie en de rechtspraak bij de moslims. Vandaag meer dan vroeger hebben wij de plicht om in detail en diepgaand, objectief, historisch en wetenschappelijk de Islâm ten tijde van de Profeet en wat ermee is gebeurd sinds zijn dood en hoe de theologie en de rechtspraak bij de moslims is ontstaan, te bestuderen en onderzoeken; zodat we kunnen terugkeren naar de ware en oorspronkelijke Boodschap van de Islâm.
God Leerde de mens de namen, alle (Korân, h. 2, v. 31); om te analyseren, na te denken, te onderscheiden, en dienovereenkomstig wetten te maken. De enige sharîΣah (Wet, Wetgeving) van God is onveranderlijk en onschendbaar en bevindt zich tussen de wetten van de fysica, onveranderd en onveranderlijk sinds de schepping van het universum. Elke andere wet is afhankelijk van de tijd, de plaats, de oorzaak en het doel. Onwetenden en fanatici zijn, zoals zij beschreven worden in vers 179 van hoofdstuk 7 van de Korân: ‘(…) hun harten leiden hen niet, met hun ogen zien zij niet, met hun oren horen zij niet; zij zijn als het vee, maar dan nog meer verloren; dit zijn de verstrooiden‘
Voor de Moslim die gelooft, is alleen de Korân de Openbaring van God, en dus Heilig. De rest is niet anders dan een product van mensenhanden, en daardoor zwak. De Korân bevestigt de vrijheid van het denken en uitdrukken duidelijk, ik zou zelfs willen zeggen de volkomen vrijheid. Toen God de engelen dan ook Bekendmaakte dat Hij een opvolger (aan wat voorafging) zou scheppen op de aarde, riepen zij: ‘Formeert Gij daar iemand die verderft en bloed vergiet? …‘ God! Hij vermaande hen niet om hun denkwijze, hun Antwoord en Legde Zijn beslissing uit: ‘(…) Zekerlijk Weet Ik wat gij niet weet‘[43]. Verder is het in de Korân zelfs aan de duivel toegestaan om God niet te gehoorzamen en om dat de rechtvaardigen en het kwade te doen (op eigen risico). Voor ieder die nadenkt, heb ik zojuist alles gezegd met betrekking tot vrijheid. De hele Korân illustreert de vrijheid van denken en uitdrukken door vele voorbeelden.
Het vrijheidsideaal is niet eigen aan de homo occidentalis maar wel aan de menselijke aard ; het woord vrijheid werd doorheen de geschiedenis van de mensheid uitgeroepen door onderdrukten van alle naties over de hele Aarde. De universaliteit van dit nobele woord werd opgeofferd door de strijd van gekoloniseerde volkeren, die beroofd werden en tot slaaf werden gemaakt ; de vrijheid maakt deel uit van de evolutie en van de verwezenlijking van de mens.
De laatste landen die tot afschaffing van de slavernij overgingen waren zogeheten “moslim” landen, hetgeen volledig in tegenspraak is met de geboden van de Korân en het gedrag van de Profeet dat juist slavenemancipatie aanmoedigde. Op dezelfde wijze prediken de traditionalisten, door Korânverzen uit hun historische en plaatsgebonden context te halen, het instandhouden van de ondergeschikte positie van de vrouw ten opzichte van de man. Door onoordeelkundig te vertrouwen op hun discours, hebben helaas nog te veel moslims een achterstand op het gebied van vrouwenemancipatie. Nogmaals, dit is volledig in tegenspraak met het Hart van de Korân en de Oorspronkelijk Boodschap van de Islâm.
Alle menselijke wezens, mannen en vrouwen, worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten voor God geboren, tot de dag des oordeels; de analytische lectuur van de volledige Korân laat hierover geen enkele twijfel bestaan. De traditionalistische afvallige moslims, die woorden definiëren door ze te vervormen buiten de context van de Korân, zijn niet beter dan hun joodse en christelijke tegenhangers, die verkondigen dat de vrouw de eerste is die de erfzonde gepleegd heeft, en dit rapporteren ze zelfs letterlijk in hun Bijbels[44].
Om te bewijzen dat de vrouw niet de gelijke van de man is, en dat zij aan zijn zeggenschap onderworpen is, brengen de afvallige traditionalisten onder meer het argument naar voor dat God geen vrouwelijke profetes benoemd heeft. Stel u de vrouwelijke profetes voor, die prediken tussen de boerse volkeren, zonder geloof of wet, strijdvaardig en moordlustig, voorstanders van kinderoffers en vrouwenhaters: bij wie de vrouw niet meer was en niet meer waarde had dan een werktuig. Wetende hoe velen van hen nog tot op vandaag lijden, met welke woorden kunnen wij de vreselijke condities beschrijven in dewelke vrouwen decennia, eeuwen en millennia geleden leefden?
* * *
Ketters verminken de Islâm, de godsdienst van de eenduidigheid, van de kennis, van de vrijheid van geweten, van de vrije wil, van de verdraagzaamheid, van de pacificatie en van de Vrede, en maken er onwetende, achterlijke, hatelijke en gewelddadige ideologieën van. Zelfs wanneer Mozes en zijn broeder zich tot een tiran als farao moeten wenden, krijgen zij van God de Opdracht: ‘Vertel het hem op zachtmoedige wijze, wellicht zal hij het zich herinneren of zal hij het begrijpen!’ 44″[45]. Dit vers bevat, net als vele vergelijkbare verzen, voor de Moslim een gedragsvoorbeeld om te volgen. Hoewel heden ten dage de toegang tot moskeeën over het algemeen ontzegd wordt aan niet-moslims, ontving de Profeet Mohammad zelf joden en christenen evenals de anderen in de moskee.
De Korân benoemt het racisme als de eerste doodzonde tegen de goddelijke wet, en het is de duivel die het opgeworpen heeft; dit door tegen God over de mens het volgende te zeggen: « hij heeft gezegd: “ik ben beter dan hem, Gij hebt mij uit vuur Geschapen en Gij hebt hem uit klei Geschapen” »[46]. Zodoende houdt eenieder die zich superieur waant aan iemand anders deze duivelse zonde in stand; en God Weet dat racisten talrijk zijn overal in de wereld.
Een uiteenzetting begint met een inleiding, wordt vervolgd door een ontwikkeling en eindigt met een besluit. Dat is het geval van de Korân, die begint met “De Opening” (Al-Fâtiḥah), hoofdstuk 1 ; ontwikkelt vanaf “De Koe” (Al-Baqarah), hoofdstuk 2, tot het einde van het boek; het besluit met de hoofdstukken die voornamelijk dateren van het begin van de Openbaring. Dit om u aan te geven hoe belangrijk de oorsprong is.
In tegenstelling tot wat na de Profeet werd vastgelegd, is het niet zijn uitwijking naar Medina (Hidjra 622) die het begin van de islamitische kalender bepaalt ; dat is vastgelegd door de Korân (hoofdstuk 97) en begint met de Openbaring van de Korân, in 610 (hoofdstuk 96). De oorspronkelijk Islâm dekt het geheel van de Openbaring (610-632) wanneer het ideologische traditionalisme ervan liefst een voorkeur geeft aan de hidjrakalender en zich daaraan vastklampt. Alle moslim historici, de traditionalistische inbegrepen, vertellen dat de hidjrakalender wel degelijk na de Profeet werd aangenomen. De Korân geeft eerder de voorkeur aan de datum van de Openbaring: “beter dan duizend maanden”[47]. Het gezond verstand vertelt ons dat een kalender opgesteld moet worden vanaf een initieel gebeurtenis ; het is vanzelfsprekend dat de Islâm niet met de hidjra begonnen is maar met de Openbaring van de Korân.
Het aannemen (na de Profeet) van een hidjrakalender heeft radicale repercussies op politiek, theologisch en rechterlijk vlak. Onrechtstreeks heeft het bijgedragen en draagt het nog steeds bij tot het valselijk ondersteunen van ideologieën van traditionalisten, die exegetisch voorkeur geven aan de periode Medina boven en ten koste van de periode van Mekka. De Korân zegt: “(…) verzekert (gelooft) u dan slechts in een gedeelte van het Boek en verwerpt u een ander gedeelte? (…)”[48].
Na de dood van de Profeet in 632 en de grote onderdrukking van 656-680[49], komen de voornaamste oorzaken van de verwijdering en verdeling van de moslimgemeenschap sinds eeuwen voort uit puur politieke conflicten en uit de grote invloed die deze hebben op de reeds verzamelde tradities van oude volken en gezegden, daden en handelingen van de Profeet (de Salaf[50], de Hadîth[51], en de sunnah[52]). In principe interpreteert elke stroming de Korân en de Islâm naar wat het zoekt in deze verzameling, wat ruimte geeft voor interpretaties, theologisch en rechtelijk, in feite op sociopolitieke wijze, vaak met tegenstrijdige uitkomsten. De historici die alle methodes vermengen en zijn toegespitst op uitdrukkingen[53] inbegrepen, discussiëren ook vandaag nog over de historische waarde van deze tradities. Ondanks dit wordt de Korân genegeerd en wordt deze de oorzaak van de verwijdering tussen vele moslims
De wetenschappelijke analyse van het geheel van deze verzameling van tradities, die teruggaan tot 150 tot 255 jaar na de dood van de Profeet, leren ons dat deze geen concrete garantie bieden voor de authenticiteit, de nauwkeurigheid en nog minder voor de juistheid van de gegevens. Deze zijn samengesteld vanuit diverse kanalen van mondelinge overdracht en vormen slechts een ruwe benadering van historische feiten. In het begin waren het er enkele honderden, maar in minder dan een eeuw hebben ze zich vermenigvuldigd tot duizenden. De narratologie toont ons aan dat de meest oude van deze verhalen ontstonden aan het einde van de 7e en aan het begin van de 8e eeuw[54], wat samenviel met het einde van de burgeroorlog. In deze tijd ontstonden de diverse stromingen van het politieke, theologische en rechtelijke denken, die de basis vormen van alle tradities van de moslims.
Deze verzameling van tradities is dan ook in overeenstemming met vele gebeurtenissen en omstandigheden die moslims meemaakten na de dood van de Profeet en vertegenwoordigen ideologische, politieke en sociologische opvattingen die gerelateerd zijn aan hun tijd. De afgedwaalden en tegenstanders van de Islâm profiteren van deze tradities vanwege de twijfelachtige inhoud en maken er gebruik van door eruit te halen wat hun doelen ondersteunt; en op deze manier vervormen en vertekenen zij de Islâm. Sterker nog, sommige lezingen in deze verzameling interpreteren de Korân op grove wijze, gaan juist eerder tegen de letterlijke en allegorische betekenis van deze verzen in, en wijzen aan de Profeet uitspraken, gedrag en handelingen toe die volledig in strijd zijn met zijn karakter en de Boodschap van de Islâm.
Obscurantisten, misdadigers en islamofoben maken domoren wijs dat de Islâm gelijk staat met haat en geweld. Dat komt hun opruiende en bekrompen discours ten goede en doet vijandigheid en tweedracht ontstaan. Zo zetten ze aan tot een oorlog tussen de beschavingen. Als we niet oppassen, wacht ons chaos.
‘Zekerlijk, God Geeft de opdracht door gelijkheid en uitnemendheid en de verhouding tot verwanten, en Hij Bestraft zedeloosheid en verwerpelijkheid en opstandigheid; Hij Onderricht u; misschien zult u het uzelf herinneren! 90’[55]; ‘En wees niet zoals zij die verdeeld zijn en van mening verschillen, nadat zij duidelijkheid verkregen hadden; en zij zullen een zware straf krijgen 105’[56]; ‘(…) en weest niet als hen die meerdere goden dienen 31 Zij die hun eigen geloof (religie) verdeeld hebben en elk als groep voorstanders werden van wat bij hen was, daarmee tevreden 32’[57]. Velen hebben zich verschanst in meerdere partijen, zwijgend in de ban doende, de oorspronkelijke en universele boodschap van de Islâm terzijde latend, de Korân interpreterend zonder uit zijn bron te drinken, doordat zij het hart verloren en vergeten zijn, door twijfelachtige en discutabele tradities. ‘En er zijn mensen die over God twisten door een gebrek aan kennis, leiding en verhelderende geschriften 8’[58]
Vreselijk is het voorbeeld van hem die luistert, maar niets hoort, die leert, maar niets begrijpt, die denkt te weten, maar niets niet weet, die veel werkt, maar niets opbouwt; uiteindelijk doet hij niets dan zichzelf druk maken… met een leven zonder wetenschap of geweten in de dagelijkse sleur. Dit kan lachwekkend zijn, maar het is ook triest.
Ik ben Moslim en ik getuig dat er niemand is dan God alleen, zonder gelijken. En ik getuig dat Mohammad Zijn Dienaar en Gezondene is, om te verkondigen dat het Geloof, de Religie bij God Vrede is, en de Islâm een onderworpenheid aan God en de vrede. Ik getuig niet dat Abî-Bakr, Omar, Othman of Ali boodschappers van God zijn. Zij zijn niet meer dan moslims die dichtbij de Profeet stonden, die gelijk en ongelijk hadden en die in de essentie niet onnavolgbaar waren. Alleen God Is Perfect en Absoluut. Ik beweer niet dat ik op theologisch of juridisch gebied specifiek geschoold ben, maar dat weerhoudt mij er om mijn roeping om de moslimgemeenschap waar ik deel van uitmaak te verdedigen, ondanks de verschillen daarin, sterk te gevoelen. Ik zal mij met al mijn kracht verzetten tegen een verdere verdeling daarvan. Ik verzet me tegen hen die anderen uitsluiten, tegen hen die willen verdelen, wie het ook mogen zijn. God heeft geen genoegen in van agressie noch in agressors. Hij Is De Getuige en De Rechter; en niemand kan aanspraak maken op het verdienen van het paradijs of de hel dan Hij alleen.
Voor de gelovige is God Zelf de Waarheid, Het Soevereine, de Hoogste Waarheid, de Onuitsprekelijke Waarheid. Buiten Hem, beschikt niemand over de Absolute waarheid, ieder heeft zijn waarheid; er zijn dus even veel standpunten over de waarheid als er meningen zijn. Toch “is de waarheid slechts geldig in de totaliteit van haar uiting, terwijl de bezwaren en ketterijen altijd in het detail kunnen aanvallen” (Blondel). De waarheid is de kennis die als juist wordt erkend, als conform met het voorwerp en dat daartoe beschikt over een universele, ultieme, absolute waarde; De norm, het principe van rechtheid en wijsheid, universeel beschouwd als een ideaal wat betreft het denken en/of het handelen.
Verschillende politiek-theologische en uit de rechtspraak voortvloeiende doctrines, een erfenis van de geschiedenis van de moslims, van na de Profeet, zijn in tegenspraak met de geest van de oorspronkelijke Islâm. Velen verkondigen deze helaas vandaag de dag nog steeds als een onveranderlijke en eeuwige waarheid. Het is niet langer bovenal de originele Boodschap van de Islâm en de universele waarden die daarbij horen waarin wij onderwijzen. Deze zijn verborgen of vergeten, maar de rituele doctrines die later ontstaan zijn met vooruitzichten op het verleden! Het is niet de Islâm die een hervorming nodig heeft, het is het traditionalisme dat moet worden aangepast en ontheiligd. Wij onderwijzen in traditionele herinneringen in plaats van in de Religie van ‘Zij die God gedenken, terwijl zij staan, zitten of liggen, en de schepping van de hemel en de aarde overdenken (…)’[59]
De huidige religieuze instellingen vereeuwigen het ideologische traditionalisme, het ritualisme en het conformisme en moedigen ze aan en verspreiden ze ; het is hun prioriteit niet om de voorkeur te geven aan de oorspronkelijke Boodschap van de Islâm die wordt aangekondigd en verspreid door de Korân van de levende wezens en door de Profeet, over het traditionalisme dat werd ingeluid na hem en sindsdien werd gevestigd als religie. Het wordt tijd dat de moslims dat onderscheid maken, de oorspronkelijke betekenis van de Islâm terugvinden en zich daarnaar hervormen.
De oorspronkelijke Islâm, uit de tijd van de Profeet, verklaard en toegelicht in de Korân, moet de belangrijkste referentie van elke Moslim zijn die die naam waardig is. Deze Islâm staat gelijk aan Wetenschap, Kennis, Tolerantie en Vooruitgang. Het traditionalisme staat gelijk aan het zich vastklampen aan de geschiedenis, achterhaald en niet reproduceerbaar; de Geschiedenis gaat vooruit en niet terug, wat we ook doen, dat is de Wet van God. Bovendien is de traditionele ideologie een verspreider, door een teveel of een gebrek, van intellectuele stagnatie, bijgeloof, fetisjisme, dogmatisme, onwetendheid en obscurantisme; allerlei kwaden die vermeden dienen te worden.
Zonder echt rekening te houden met de oorspronkelijke Boodschap van de Islâm, en nog minder met de historische en sociologische gegevens of feitelijke omstandigheden van tijd, plaats, oorzaak en doel daarvan, blijven de traditionalisten maar de ḥadîth herhalen, om, zoals de Profeet zou zeggen, hun eigen ideologieën en interpretaties van de Korân te legitimeren. God zegt echter: ‘En hij redeneert niet door de begeerte 3 Het is slechts de openbaring die wordt Geopenbaard 4’[60]. Uit deze verzen maken we op dat we hetgeen aan de Profeet werd geopenbaard door God, te weten de Korân, niet kunnen zien als redeneringen van de Profeet zelf. In principe wordt het gebod ‘Spreek!’ honderddertig twee keer door God herhaald in de Korân[61]. Deze goddelijke opdracht die zovele malen wordt herhaald is inherent aan het constante overbrengen van de goed gehoorde (goed begrepen) Boodschap. Wat de Profeet op zekere wijze gezegd heeft, is dat God hem de opdracht heeft gegeven om te spreken door de openbaring, in de Korân. ‘Deze Tekenen (Verzen) van God Verbinden Wij aan u door de waarheid, door welk uitgesprokene (ḥadîthin) dan God en Zijn Tekenen (Verzen) zijn zij anders verzekerd (geloven zij)? 6’[62].
Volgens de sunnah[63], vinden we de traditie, de manier van doen en handelen van de Profeet ook en dan op meer authentieke wijze in de Korân. Hij wordt hierin aangeduid als een erg creatieve man met een moraal, hieraan gerelateerd vinden we ook wat gezegd of gedaan moet worden; hoe de Korân verbreid moet worden, en hoe het hoofd geboden kan worden aan situaties die zich voordoen… De Korân specificeert zelfs hoe men zich moet gedragen, hoe men moet omgaan met zijn familie, zijn adoptiezoon, de gelovigen en de mensen in het algemeen, huwelijken en scheidingen daarin begrepen. Het woord ‘sunnah’, manier, wordt zestien keer in de Korân genoemd[64], met betrekking tot God of de ouden voor de Profeet, niet een keer met betrekking tot Mohammad zelf.
De pseudoreligieuze fanatici zijn geïnspireerd door het traditionalisme, de geschiedenis van de moslims volgend en niet die van de Islâm zelf. Daarom moeten wij informatie verspreiden en de oorspronkelijke Islâm (bij het leven van de Profeet) onderwijzen en deze onderscheiden van de traditionele islam (na het leven van de Profeet), die ingekaderd, gevormd en vastgesteld werd door politiek-theologische, sociologische en historische omstandigheden, en die werd samengevoegd met de oorspronkelijke Boodschap van de Islâm (Kennis, Geloof, Liefdadigheid, Tolerantie en Vrede stichten).
De oorspronkelijke Islâm is de Religie van God, opgetekend in de Korân. De ideologische traditie vloeit voort ui de geschiedenis van de moslims na de Profeet en kan hierdoor niet worden beschouwd als wezenlijk onderdeel van de canon van de Religie. In de ernstige en alarmerende omstandigheden van onze moderne maatschappij durf ik te denken dat het de plicht is van iedereen om de algemene en wetenschappelijke werken met betrekking tot de originele Islâm tot zich te nemen, die te promoten en te bevorderen. Het is duidelijk dat dit laatste het belangrijkste is om op een efficiënte manier het ideologisch ultra-traditionalisme, die oorzaak is van zoveel misdaden en ongeluk, tegen te gaan, te verminderen en te vernietigen. De hoogmoedigen zijn luidruchtig; u moet maar een wetenschappelijke uiteenzetting doen, met vakkennis en kennis over het onderwerp en dan zijn ze verstomd en kunnen ze geen antwoord bieden buiten een uiteenzetting van hun ondermaatsheid.
* * *
Laten we daarom refereren aan het Boek van God, voor alle moslims. Er is een niet tegen te spreken vers, waarmee absoluut rekening moet worden gehouden voor een betere benadering van de Korân: ‘Hij Is Het Die het geschrift voor u heeft doen Neerdalen, waarin de Toegekende (besliste) tekenen (verzen), de moeder van het geschrevene vormen en anderen zijn veelduidig; maar degenen die in hun harten boosheid dragen, volgen wat meerduidig is, zorgen voor verdeeldheid en verbreken de eenduidigheid; en niemand Kent de ware betekenis dan God en de verankerden weten dit en zeggen: “Wij zijn hierdoor verzekerd (geloven) dat alles van Onze Meester is”; en zij herinneren zich niet dan de eersten der kwintessen 7’[65]
Dit vers is verre van triviaal, maar helder en nauwkeurig, vooral voor de geleerde die het geheel van de corpus bestudeert. De aandacht wordt getrokken door twee niveaus van analyse van de Korân, allebei even belangrijk, op het gebied van zinnen en het zinsniveau overschrijvend. De eerste betreft met name het Boek zelf, onveranderlijk en tijdloos, de basis van de oorspronkelijke boodschap van de Islâm. De tweede gaat over zijn toepassingsvorm, wat meerdere betekenissen suggereert, afhankelijk van tijd, plaats, oorzaak en doel.
Soms moeten onze zekerheden opnieuw onder de loep genomen worden, opnieuw beoordeeld en zelfs hervormd worden, om de echte zin van een Zaak terug te vinden. De Korân vermeldt de wet van “oog om oog, tand om tand” met betrekking tot de het voorouders in primitieve samenlevingen; Aangezien dat zo is, moet een voorkeur gegeven worden aan het narratieve (het kunnen vertellen en naargelang handelen) bij “prijswinnaars van de kwintessens”, zij die het essentiële inzien. Het bereikte kennispeil in onze moderne samenlevingen laat ons niet toe om uit instinct en wraakzucht te handelen maar eerder uit voorzorg en civiliserende rechtvaardigheid. “En in narratieve is leven voor u, o mensen van begrip, zodat u behouden zult worden!”[66]. Zolang je de woede en haat niet uit je hart laat verdwijnen, zal je het niet kunnen vullen met Liefde van God en zal je Zijn Schepping niet kunnen verderzetten.
Bevat de Korân, buiten het traditionalisme, bewoordingen die moslims verplichten om dieren te offeren, wat ook de omstandigheden zijn? Uiteraard niet. Het woord ‘offer’, hadyu in het Arabisch, kan verschillende betekenissen hebben, die afhankelijk zijn van de periode, de plaats, de oorzaak en het doel. Het is dit woord dat in de Korân gebruikt wordt voor de bedevaart, terwijl het woord ‘slachting’ (dhabaḥ) gebruikt wordt voor het offer van Abraham; het verschil is taalkundig relevant en allesbehalve toevallig. Het onderscheid tussen een dier slachten en een geschenk aanbieden kan groot zijn. Is de jaarlijkse slachting van miljoenen dieren tijdens het Aïd/Tabaski volgens hetgeen ik net uiteengezet heb verenigbaar en samenhangend met de oorspronkelijke Islâm? Dat is een fundamentele vraag om over na te denken voor iedereen die God vreest en in Hem gelooft.
Laten we niet vergeten dat de traditie ons vertelt dat de Profeet tijdens zijn bedevaart, met andere woorden in een zeer precieze omstandigheid, zich heeft opgeofferd voor zijn hele gemeenschap. Zijn gebaar staat gelijk aan alle offers van vereeuwigde dieren sindsdien en tot het einde ter tijden. Dus de dag van de Aïd kunnen alle Moslims zich zuiveren met een offerande, “hadyu“, van welke aard dan ook ; zonder verplicht te moeten overgaan tot het oversnijden van de keel: “Hun vlees noch hun bloed bereikt God, doch uw godsvrucht bereikt Hem, aldus heeft hij hen aan u dienstbaar gemaakt, opdat gij God moogt verheerlijken wegens hetgeen waartoe hij u Geleid heeft; en geef blijde tijding aan de goeden”[67]
“En er is geen levend wezen op aarde en geen vogel die met zijn vleugels vliegt, of het behoort tot gemeenschappen zoals die van jullie”[68]. De ware Moslim kan zonder geldige reden zo’n dier niet belasteren, slecht behandelen, vernederen of misbruiken, en nog minder voor het plezier. Zelfs om zich te voederen kan hij niet zomaar een dier doden, maar moet hij zijn actie als een offerdaad beschouwen in de naam van God; namelijk als uitzondering en God vrezend, de Bezieler van de adem van alle leven.
‘God heeft het voortreffelijkste Woord doen Neerdalen, een veelduidig gesplitst geschrift, welke de huid van hen die Hun Meester vrezen prikkelt en vervolgens hun huid en hart verzacht voor de Gedachtenis aan God; dit is de Leiding van God, Hij Leidt door wie Hij ook Kiest; en voor wie van God afdwaalt, is er geen gids 23’[69]
De Islâm predikt gematigdheid in alles en voor alles, verre van extremisme en extremen. “(…) en dragen van het kleed van godsvrucht, dat is het beste, dat is een Teken van God ; misschien trekken ze er lering uit! 26”[70]. Het hoofd bedekken, het dragen van een baard, de qamis/daffah, de boubou of de djellaba, de sluieren, de niqab, de boerka of de tchador ; Dat vloeit allemaal voort uit de tradities en heeft niets met de originele Islâm als religie te maken. Integendeel zelfs, al dat vertoon schaadt vandaag de dag het imago van de Islâm en van de moslims, voornamelijk in niet-moslimlanden ; het staat gelijk met obscurantisme, sektarisme, provocatie en agressie. Voor de wijze, verantwoordelijke Moslim die zich bewust is van de echte Islâm, is het onhoudbaar om een moslim zo gedegenereerd en beperkt tot vertoningen te zien. De Islâm van het licht, bij het ontluiken van de moderne wetenschap, is verdraaid door het ideologische traditionalisme naar een ritualistische religie die zich richt op het verleden en achteruitgaat. De moslims moeten zich richten op de originele Islâm, de Islam van de wetenschap en de vooruitgang; ze moeten zich ook beschermen en ook hun religie beschermen tegen alle schadelijke vooroordelen.
Het aanbidden van God wordt niet concreet gemaakt door ostentatieve kledij noch door bezwerende rituelen ; nog minder door illusionele mimieken, woorden zonder kennis en belachelijke offers. Het wordt waardevol door de juiste beslissing te nemen en te laten opvolgen door de juiste handeling. God aanbidden en dienen is Zijn Schepping liefhebben en dienen; dat is nadenken en goed handelen, het is nuttig en niet nutteloos. Moslim zijn, gelovig en praktiserend, is wijs zijn, vredevol en vrededragend, zelfverzekerd, verzekerend en geruststellend, goed, welwillend en liefdadig; het is leven en sterven in vrede.
‘En Wij hebben u Gevormd als gematigde natie, zodat u getuigen kan zijn voor de mensen en dat de gezondene getuige zal zijn voor u (…)’[71]; ‘En sterk u in God in Zijn Ware Sterkte, Hij heeft u Ontvangen, en Hij heeft het geloof (de religie) niet zwaar op u gelegd; de genegenheid van uw vader Abraham, hij noemde u de ‘vredige (moslims)’ voorheen; en hierin mag de gezondene een getuige voor u zijn en zult u getuigen voor de mensen’[72]; ‘God Wil het eenvoudig voor u maken en wil het niet moeilijk voor u maken (…)’[73]
De Moslim is hij die een verbond met God heeft, om in Hem te geloven, om Hem door de Islâm te aanbidden, wiens ziel puurheid toont, die handelt met goedheid, die vrijgevigheid toont, die het goede aanbeveelt en het kwade verwerpt, die mensen tracht te bekeren tot God, tot menselijkheid, tot verandering en tot rechtvaardigheid. Hij heeft daar baat bij in deze wereld en het beste vindt hij bij God. Waarlijk, de beste eigenschap is vroomheid. Hij die opstaat met God, die drinkt en eet met God, die werkt en rust met God, die slaapt en droomt met God, die denkt, praat en handelt met God, die arm en rijk is met God, die gezond en ziek is met God, die jong en oud is met God, die leeft en sterft, met God op zijn lippen en in het hart; hij heeft deze wereld en de volgende; hij die opstaat, drinkt en eet, werkt en rust, slaapt en droom, denkt, praat en handelt, leeft en sterft in vrede. In vrede met hemzelf, met de mensen, met de schepselen en de dingen; en dienovereenkomstig in vrede met God, de Volkomen-Goede. Dat zijn de oprechte mensen.
De moslims moeten terugkeren naar de oorspronkelijke Boodschap van de Islâm, die van gisteren, vandaag en morgen. Zij dienen opnieuw te beginnen als een gemeenschap van evenwichtigheid, een gemeenschap van “Iqra’“, van ‘Verbind en Lees’ door de Kennis van God.
Zij moeten in de eerste plaats loskomen van de gevoelloosheid en angst die hen verpletteren en alles en allen die door haat en geweld hun religie vervormen krachtig aan de kaak stellen. Het is hun verantwoordelijkheid om te ontwaken en de oorspronkelijke Islâm te herstellen voor de ogen van de wereld ; de Islâm van het licht, de wetenschap en de vooruitgang – de Islâm van vrede, vrijheid, geweten en tolerantie. Moslims moeten met inzet welwillendheid en weldaad beoefenen : het geloof in God is onlosmakelijk verbonden met het goede en mooie, die gelijktijdig in werking zijn met elkaar. Weet hoe te houden van uw naasten, wees goed met uw buren, voed wie honger heeft, ontferm u over de wezen ; dat is wat goed is.
‘U vormde de beste natie, Voortgebracht uit de mensen: u gebiedt het goede en verwerpt het slechte en u bent verzekerd (gelooft) in God. En als de vrienden van de schrift verzekerd zouden zijn (zouden geloven), dan zou dit waarlijk beter voor hen zijn; zij, waaronder verzekerden (gelovigen) en voor het grootste deel goddelozen 110’[74]; ‘En de tijd! 1 Zeker, de mens is zeker zinkende 2 Met uitzondering van hen die verzekerd zijn (geloven) en hervormingen worden, en worden aangestuurd door De Waarheid en worden aangestuurd door geduld 3’[75]
* * *
De mens, met al zijn kennis, voelt de behoefte om zijn ziel te ervaren, zijn spirituele zoektocht eist antwoorden. Maar de golf van sektes die geïnspireerd werden door joods-christelijke of extreem-oosterse godsdiensten, afgeleid van het boeddhisme of hindoeïsme is weggeëbd. Men heeft geprobeerd om het materialisme te verbinden met spiritualiteit en andersom, maar het leverde geen resultaat op. Dit zal ook het geval zijn met het geïndoctrineerde sektarisme van de dwalende moslims. In tegenstelling, de Islâm zal met zijn oorspronkelijke en originele boodschap de mens zijn menselijkheid en de reden van zijn bestaan doen ontdekken; zo is zijn universele roeping. ‘En wie God ook beschermt, Hij Vormt voor hem een uitweg 2 En Hij Voorziet hem in wat hij niet kan verwachten, wie er ook een beroep doet op God, omdat Hij Zijn Voorziener is; zeker zal God Zijn Opdracht doen Slagen; God heeft voor alles een maat Gevormd 3’[76]
De Zon rijst in het Westen (9e editie – 2019), SCDOFG
[1] 570-632. [2] In het Arabisch: al-jâhiliyyah (الجاهلية). [3] Hoofdstuk 42, vers 52. [4] Hoofdstuk 29, vers 48. [5] Hoofdstuk 93, vers 4-11. [6] Hoofdstuk 33, vers 40. [7] Hoofdstuk 5, vers 3. [8] Hoofdstuk 3, vers 19. [9] Hoofdstuk 112, vers 1-4. [10] Hoofdstuk 5, vers 3. [11] Hoofdstuk 24, vers 35. [12] Hoofdstuk 39, vers 41. [13] Hoofdstuk 30, vers 30. [14] Hoofdstuk 96, vers 1-5. [15] Hoofdstuk 2, vers 31. [16] Hoofdstuk 30, vers 56. [17] Hoofdstuk 7, vers 176. [18] Hoofdstuk 59, vers 21. [19] Hoofdstuk 10, vers 24. [20] Hoofdstuk 2, vers 219. [21] Hoofdstuk 3, vers 191. [22] Hoofdstuk 10, vers 5. [23] Hoofdstuk 30, vers 22. [24] Hoofdstuk 29, vers 43. [25] Hoofdstuk 35, vers 28. [26] Hoofdstuk 29, vers 49. [27] Hoofdstuk 58, vers 11. [28] Hoofdstuk 30, vers 56. [29] Hoofdstuk 22, vers 54. [30] Hoofdstuk 17, vers 89. [31] Hoofdstuk 59, vers 21. [32] Hoofdstuk 26, vers 23-24. [33] Hoofdstuk 37, vers 4-5. [34] Hoofdstuk 16, vers 49-50. [35] Hoofdstuk 15, vers 9. [36] Hoofdstuk 56, vers 77-80. [37] Hoofdstuk 85, vers 21-22. [38] Hoofdstuk 30, vers 41. [39] Hoofdstuk 4, vers 26-28. [40] Hoofdstuk 61, vers 9. [41] Al-dajjâl (الدجال) : de antichrist. [42] Hoofdstuk 5, vers 77. [43] Hoofdstuk 2, vers 30. [44] Genesis, Hoofdstuk 3, vers 6. [45] Hoofdstuk 20, vers. 44. [46] Hoofdstuk 7, vers 12 en hoofdstuk 38, vers 76. [47] Hoofdstuk 97, vers 3. [48] Hoofdstuk 2, vers 85. [49] Eerste onenigheid en burgeroorlog onder de moslims. [50] ‘Voorgaande’, dit slaat op de moslimdoctoren van de eerste eeuwen. [51] ‘Uitgesprokene’, dit slaat met name erop wat de Profeet heeft gezegd. [52] Sunnnah of sîrah, ‘manier’ of ‘weg’, de traditie van de Profeet beschrijvend: dat wat verbonden is aan zijn weg, zijn daden en handelingen. [53] Specialisten van de gezegden die zijn toegewezen aan de Profeet. [54] Na 680. [55] Hoofdstuk 16, vers 90. [56] Hoofdstuk 3, vers 105. [57] Hoofdstuk 30, vers 31-32. [58] Hoofdstuk 22, vers 8. [59] Hoofdstuk 3, vers 191. [60] Hoofdstuk 53, vers 3-4. [61] In de meesten gevallen gericht aan de Profeet. [62] Hoofdstuk 45, vers 6. [63] Dat wil zeggen dat wanneer een ḥadîth, sunnah of sîrah van de Profeet wetenschappelijk bewezen is, deze waarschijnlijk in het licht van de omstandigheden gezien moeten worden. [64] Veertien keer in het enkelvoud, twee keer in het meervoud. [65] Hoofdstuk 3, vers 7. [66] Hoofdstuk 2, vers 179. [67] Hoofdstuk 22, vers 37. [68] Hoofdstuk 6, vers 38. [69] Hoofdstuk 39, vers 23. [70] Hoofdstuk 7, vers 26. [71] Hoofdstuk 2, vers 143. [72] Hoofdstuk 22, vers 78. [73] Hoofdstuk 2, vers 185. [74] Hoofdstuk 3, vers 110. [75] Hoofdstuk 103, vers 1-3. [76] Hoofdstuk 65, vers 2-3.